Ik heb ergens last van

Ik heb ergens last van

‘Ik heb ergens last van’, zegt Harry.
Kiko hupt geschrokken dichterbij. Het roodborstje kantelt zijn kopje en kijkt op naar de dikke houtduif. ‘Nee toch! Waarvan?’
Harry tuurt naar de wolken in de verte. ‘Ik weet het niet zeker. Ik denk dat ik last heb van mijn hoofd. Maar het kan ook mijn poot zijn, daar twijfel ik nog over.’
Kiko’s snaveltje valt open. Hij klapt hem gauw weer dicht en hupt een stapel stenen op, zodat hij vlak naast de kop van de houtduif zit. “Tjonge, dat is wel erg vervelend. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt. Hoe voelt dat?”
“Tja, een beetje als een sneeuwstorm met kerstmis. Je blijft er maar aan denken.”
De donkere oogjes van het roodborstje groeien groter en groter. ‘Pfoe. Dat is wat, zeg. Ik ben blij dat ik niet in jouw schoenen sta.”
Harry schudt traag met zijn kop. “Nee, zeker niet als het mijn poot is waar ik last van blijk te hebben. Dan zit zo’n schoen ineens niet prettig meer, kan ik je vertellen”.
Kiko slikt. “Heb je al geprobeerd er wat aan te doen?”
“Natuurlijk. Als je ergens last van hebt, dan moet je er wat aan doen.”
“Wat heb je geprobeerd dan?”
“Dat weet ik niet meer.” Harry fronst zijn wenkbrauwen. “Misschien is het toch mijn hoofd, waar ik last van heb. Het is in elk geval heel ernstig, dat voel ik.” Hij kijkt Kiko met angstige ogen aan. “Wil jij eens kijken waar ik last van heb?”
Het roodborstje fladdert enthousiast overeind, trots dat hij zo’n belangrijke taak heeft gekregen. “Oké, ja, ik zal eens kijken, hoor! Eerst je hoofd maar even.” Kiko vliegt op van de stenen en gaat bovenop Harry’s kop zitten. Hij duwt wat veertjes opzij en zoekt grondig naar iets waar Harry last van kan hebben. Niets. Kiko pikt een paar keer hard in Harry’s kop.
“Au!”, roept de houtduif, verschrikt klapperend met zijn vleugels.
Kiko fladdert terug naar de stapel stenen. Zijn rode borstje steekt trots vooruit. “Ha, daar heb je last van, of niet dan?!”
“Ja natuurlijk!’ Harry wrijft met een vleugel over zijn kop. “Maar dat is toch zeker omdat jij me pikt!?”
Het roodborstje houdt zijn kopje scheef en denkt even na. “Hm, ja, dat had ik daarvoor nog niet gedaan natuurlijk, dus dan kon je er ook geen last van hebben. Oké, je poten dan. Ga eens op één poot staan.”
Moeizaam tilt Harry zijn linkerpoot op en wankelt op zijn rechter. Kiko maakt zich zo klein mogelijk en kruipt onder het logge lijf van de houtduif.
“Deze is goed, doe de andere eens!” Kiko’s kleine stemmetje klinkt kilometers ver weg. Voorzichtig zet Harry zijn linkerpoot op de grond, vlak naast de dunne pootjes van Kiko. Die zit nu gevangen tussen de poten van de houtduif als een muis in de klauwen van een kat, maar Kiko staat erbij alsof hij de koning van de tuin is. In opperste concentratie tilt Harry zijn rechterpoot op. Hij wiebelt een beetje naar links, dan naar rechts, en weer naar links.
“Sta eens stil, Harry! Zo kan ik toch niet kijken waar je last van hebt!” roept het roodborstje boos. Maar de houtduif blijft wankelen.
“Snel Kiko, ik hou het niet meer!” En met een plof valt de dikke duif op zijn linkerzij.

“Kon je niet een beetje fladderen om stil te staan?” vraagt het roodborstje even later, als Harry weer overeind is gekrabbeld. Om de houtduif heen liggen zachte, witte veertjes verspreid in het gras.
“Ja, daar zeg je me wat,” antwoordt Harry verbaasd, “zou er wat mis zijn met mijn vleugels?”
Kiko schiet gelijk onder Harry’s rechter vleugel en begint tussen de veertjes te wroeten.
“Dat kietelt,” lacht Harry.
Het roodborstje steekt zijn kopje onder de vleugel vandaan en kijkt op naar de houtduif. “Hé, je lacht. Heb je nog steeds ergens last van?”
Harry trekt zijn gezicht in de plooi. “Ja”, knikt hij deftig, “ja, ik heb nog steeds ergens last van.”
“Oké,” kwettert Kiko, terwijl hij verdergaat met Harry’s linkervleugel.
Een paar tellen later hupt hij naar de steen naast Harry’s kop. “Probeer eens te vliegen. Naar die tak, daar.”
“Nou, ik weet niet hoor”, mompelt Harry, “wat als er toch iets mis is…?”
“Nee, ik heb net gekeken, je vleugels zien er piekoo belloo uit.”
“Echt?”
“Ja, piekoo belloo.”
Er verschijnt een trotse blik op Harry’s grijze kop. “Ok, dan probeer ik het wel. Maar niet lachen als het misgaat, hoor!”
“Beloofd.”
Harry haalt diep adem, slaat zijn vleugels uit en vliegt luid klapperend naar de tak. Kiko fladdert er geruisloos achteraan. “Zie je, niets aan de hand!”
“Nee”, zegt Harry, “het zijn dan toch niet mijn vleugels waar ik last van heb. Maar wat dan wel?” Zijn gele ogen staan ineens weer somber.
Kiko denkt even na. “Misschien zijn het je klauwen. Ik heb je poten wel bekeken, maar ik kan natuurlijk niet ruiken of je klauwen het wel doen. Ga eens ondersteboven aan de tak hangen.”
Harry kijkt Kiko verschrikt aan. “Ondersteboven aan de tak hangen?”
“Ja, je laat je gewoon achterover vallen en als je klauwen het goed doen, dan hang je. Kijk, zo.”
Het volgende moment hangt Kiko ondersteboven aan de tak. “Nu jij!”
Vertwijfeld kijkt Harry naar Kiko, die er toch wel heel prettig bijhangt. “Gewoon laten vallen, Harry, toe maar!”
“Ok…” Harry haalt diep adem, doet zijn ogen dicht en laat zich met een schelle krijs achterover vallen.
“Kijk, je klauwen doen het prima!”, kwettert Kiko vrolijk, terwijl ze ondersteboven naast elkaar aan de tak hangen, hun vleugels gespreid in de lucht.
“Ja, ja, van mijn klauwen dus ook geen last, fijn zeg. En nu?”
Het is even stil.

“De vijver!” roept Kiko ineens. ‘Misschien heb je wel last van de vijver. Laat de tak los en vlieg naar die platte steen bij de vijver, dan zullen we eens kijken.”
Kiko laat los, valt een klein stukje naar beneden en vliegt met een sierlijke looping naar de vijver.
“Op hoop van zegen,” mompelt Harry en hij laat de tak los. Zijn vleugels fladderen en fladderen, maar die sierlijke looping blijft uit. Met een plof valt de houtduif in een grote hoop bladeren onder de boom. “Au…”, piept hij.
“Harry!”, klinkt het stemmetje van Kiko in de verte, “wat ben je nu met die bladeren aan het spelen?! We zitten midden in een belangrijk onderzoek!”
Harry zucht en krabbelt onhandig overeind.
Even later zitten Harry en Kiko samen op de platte steen in de vijver.
“En, heb je al ergens last van?” vraagt Kiko.
“Ja, ja, ik heb zeker ergens last van”, knikt Harry.
“Ik bedoel, van de vijver, heb je last van de vijver?”
Harry kijkt om zich heen. In het water drijven rode, oranje en gele bladeren. De zon heeft de steen lekker warm gemaakt, en voor zijn poten ligt een kruimeltje brood. Harry pikt het gauw op.
“Nee. Ik heb geen last van de vijver, nee.”
Kiko vliegt op en bekijkt de houtduif nog eens goed van alle kanten. Stilletjes landt hij weer naast Harry op de platte steen in de vijver. Zijn rode borstje gaat snel op en neer.
“Het is wel heel lastig, Harry, dat je ergens last van hebt.”
Harry zucht. “Ja, heel lastig.”

Zo zitten ze een tijdje naast elkaar. De zon schijnt op de grijze veren van de houtduif, die al gauw begint te knikkebollen. Maar Kiko is klaarwakker. Hij denkt hard na, en elke keer dat hij aan iets denkt kantelt zijn kopje een klein stukje naar links of rechts. De zon zakt langzaam weg achter de heg en het wordt kouder.
Dan springt Kiko plotseling een klein stukje omhoog. Stilletjes kijkt hij omhoog, naar de dikke houtduif die heerlijk zit te soezen in het zonnetje.
“Harry?”, vraagt het roodborstje, met zijn kopje schuin.
Harry schrikt wakker en gaat even verzitten. “Ja, Kiko?”, antwoordt hij slaperig.
“Heb je nog steeds nergens last van?”
Harry knikt. “Ja, Kiko, ik heb nog steeds nergens last van.”
Kiko fladdert enthousiast op en neer. Harry kijkt verbaasd naar het kleine roodborstje, dat als een stuiterbal op en neer gaat.
“Je hebt nergens last van! Hoor je dat Harry, je hebt NERGENS last van!”
Met grote ogen staart Harry Kiko aan.
“Verdraaid. Je hebt gelijk. Ik zei het zelf, ‘ik heb nergens last van’.
Vrolijk springt de dikke houtduif op zijn stompe pootjes op en neer. “Ik heb nergens last van! Ik heb nergens last van!”
De twee vogels springen en springen, tot hun pootjes niet meer kunnen en hun vleugels moe zijn. Dan schuiven ze knus tegen elkaar aan en genieten van de laatste zonnestralen.
Als de ogen van Kiko bijna dichtvallen, zegt Harry zachtjes ; “ik hoop dat we altijd nergens last van houden.”
“Ik ook”, mompelt Kiko vermoeid. “Ik ook”.