Verbeter de wereld in één nacht

Daar heb je er weer één. Een duif, gepakt door een kat, heeft mijn hulp nodig. Haar zijkant ligt open, ik zal moeten hechten. Ze is nog bij de les, vrij kwiek zelfs, en protesteert hevig tegen het menselijk ingrijpen. Ik leg één hand over haar ogen, ze wordt al rustig. Het hechtdraad ligt klaar en ik begin meteen. Het is moeilijk, met één hand. Overal bloed, maar ik moet haar helpen! Ik ben bijna klaar met hechten als ik ontdek dat ik de verkeerde kant heb dicht gemaakt. Hè, hoe zit het nou? Gauw draai ik haar om en begin aan de goede kant. Maar het lukt niet. Ik ben bang om haar pijn te doen en steek ernaast. Ik schiet overeind; ik wil dit niet meer!! Plotseling ligt er nóg een duif op tafel. Deze is er veel erger aan toe, ik moet gelijk beginnen. Maar mijn handen werken niet mee. Ik probeer haar goed vast te houden, maar ze voelt zo raar. Niet zacht en met gladde veren. Ze voelt mager en haar veren kan ik nergens vinden! ‘Hou nou eens op’, hoor ik naast me. ‘Nee’, zeg ik, ‘ik moet haar helpen!’ ‘Irène, er is niets aan de hand.’ ‘Ik moet haar hechten, kijk dan, de duif is gewond!’ ‘Irène, hou op, er is niks. Je hoeft geen duif te hechten. Dit is mijn knie!’ Ik voel een warme hand op mijn arm. Het is donker. Ik kan de duif niet meer vinden en raak in paniek, waar is ze nou? Ik moet haar redden! ‘Het is goed Irène, je droomt, er is geen duif!’ Verdwaasd haal ik diep adem. Hij heeft gelijk. Er is niks. Maar waarom voelt het dan zo echt?

Sinds ik mij kan heugen leid ik ’s nachts een ander leven dan overdag. Ze lijken wel een beetje op elkaar, die levens. Maar ’s nachts kan er méér, en tegelijkertijd minder. De wereld strekt zich ver uit en de mogelijkheden zijn onuitputtelijk. Maar vaak ben ik niet in staat te doen wat ik wil, wat ik nodig vind, wat ik móet. Het is een bron van frustratie en dat merkt hij. Mijn vriend. Die heeft het misschien nog wel zwaarder dan ik ’s nachts. Probeer jij maar eens te slapen als je vriendin baby’s van je hoofd redt of hete thee onder je rug vandaan probeert te halen. Tja, zorgzaam ben ik wel, ’s nachts. Maar daarmee bereik ik juist het tegenovergestelde effect. Mijn vriend is gesloopt na mijn nachtelijke avonturen en vaak zijn de baby’s niet gered en de duiven plotseling verdwenen.

Zoals het dromers betaamt ben ik verbazingwekkend creatief. Wat wil je ook, in een wereld zonder grenzen! Maar mijn vriend kan er ook wat van. In wakkere toestand, welteverstaan. Een toestand waarin hij helaas vaker verkeert dan hem lief is. Laatst ontdekte hij een ingenieuze manier om zijn nachtrust te waarborgen. Tot waanzin gedreven door mijn ellenlange verhalen, kakelde hij ineens ‘pôk pôk pôk’. Ik antwoordde met een verdwaasd ‘huh?’ en hield mijn mond. Hilarisch als onze nachtelijke avonturen vaak zijn, maakte hij de grote fout mij de volgende dag over zijn nieuwe methode in te lichten. Toen ik ’s avonds weer begon te kakelen, had zijn ‘pôk pôk pôk’ een heel andere uitwerking. Diep in slaap riep ik een paar keer achter elkaar ‘ik ben wakker! Je hoeft niet te pôkken!’. Helaas, zijn creativiteit is blijkbaar alleen blijvend effectief in combinatie met geheimhouding.

Mijn nachtelijke activiteiten zijn zowel irritant als vermakelijk en net zo vermoeiend als lachwekkend. Uitrusten is geen optie als je ’s nachts een missie moet vervullen. Slapen krijgt een andere betekenis als je bedpartner deze missie op jouw hoofd uitvoert. Maar voor mij heeft dit alles één voordeel. Elke winnende kampioenswedstrijd speel ik zes keer. Elke reis brengt mij wekenlang opnieuw in vervoering. Ik zwem met dolfijnen, vlieg met vogels, bereik de toppen van achtduizenders zonder enige inspanning. Met mijn overleden honden speel ik wekelijks in het gras. Ik leef in een land zonder oorlog, zonder wreedheid, vol natuur, dierbaren en rust. Moet ik mijn nachtelijke uitjes nou verwensen of verheerlijken….?