Ik leef

Grizzly Canada Knight InletDe mensen hebben geen idee. Echt, ze hebben géén idee wat het betekent om hier te zijn.

Ik ben opgehouden mezelf te verdedigen. Mijn nieuwe aanpak beschermt me beter: “Misschien zou je het begrijpen als je met me mee ging. Misschien. Maar dat willen we allebei niet, dus ik loop nu weg en bespaar ons de moeite van een zinloze discussie.” Baf. Als een klap in het gezicht. Mond vol tanden, de hersenen kraken, en ik ben weg. Weer een stap verder van de maatschappij. Ach, daar heb ik toch nooit kunnen aarden.

Een plons onderbreekt mijn gedachten. Voorzichtig sta ik op. Het gras springt eigenwijs terug in de houding, als een stil protest tegen de tijdelijke onderdrukking. Vanuit mijn ooghoeken houd ik alle beweging in de gaten en loop verder, richting de rivier.

Hoe kan ik het ze ook uitleggen? Zelfs ík begrijp dat het krankzinnig is. Mijn hoofd begrijpt dat, ik heb het immers van jongs af aan zo geleerd. Maar mijn hart, mijn lijf, mijn zintuigen…. Die weten beter. Die voelen dat het kan. Nee, dat het klopt. Dat de beren en ik, ik en de beren… dat we hier samen kunnen zijn.

Het gespetter wordt luider en een glimlach vormt zich om mijn lippen terwijl ik plaats neem aan de rivieroever. De kleinste welp – ik noem hem Sam- springt vol overtuiging en klunzigheid naar een zalm in het ondiepe water. Ondiep voor zijn moeder, ja. Kopje onder voor Sam. Sam denkt dat hij de grootste is. Voor niets of niemand bang. Sam vergeet even dat een volwassen mannetje hem met één klap kan doden. En dat ook doet, als hij de kans krijgt, want dan kan mams zíjn nageslacht grootbrengen. Sam denkt daar niet zo graag aan. Het leven is leuker als je daar niet aan denkt. En korter, waarschijnlijk.

Dat is wat de mensen mij ook vertellen: “Je lijkt wel gek, om tussen de beren te leven! Heb je soms een doodswens?!” Nee hoor, dan was ik wel bij jullie gebleven. In de ‘beschaafde wereld’, zoals jullie dat zo graag noemen. Waar de connectie met wat belangrijk is langzamerhand plaats heeft gemaakt voor oogkleppen en illusies. Nee hoor, ik heb geen doodswens. Ik kom hier juist om te leven.

Ik heb het nog niet gedacht, of het leven springt me tegemoet. In de vorm van een grizzly welp. Ursus arctos horribilis. Niet erg horribilis, die kleine Sam. Hij is klaar met de nattigheid en zoekt in mij een nieuw tijdverdrijf. Een halve meter van mijn voeten ploft Sam neer en kijkt me nieuwsgierig aan.

“Hé kleine man”, spreek ik hem zacht toe, “willen de vissen niet bijten?” Ik realiseer me wat ik zeg en zie in gedachten een beer met een regenhoedje en vishengel verschijnen. Sam grauwt een beetje en begint met zijn klauw in de lucht voor mijn voeten te graaien.

“Ik heb jullie gemist, waar zijn jullie geweest de laatste dagen? Op zoek naar een betere visplek?” Sam rolt zich op zijn rug en schurkt genoeglijk heen en weer, als een varkentje in een verse modderpoel. Ik lach hardop en vraag me weer af hoe de mens de grizzly toch zo tekort kan doen. Angst, waarschijnlijk. Want met angst komt tunnelvisie.

Grizzly jongen Canada“Weet je Sam, ze willen me wegstoppen. Ik ben een gevaar voor mezelf, zeggen ze. Omdat ik liever bij jullie ben dan bij hen! Ze begrijpen niet hoe dood het daar is. Hoe ver de mensen van zichzelf afstaan. Maar hier… hier klópt het. Ik kan daar niet leven, Sam. Ik ga nooit meer terug.” Halverwege mijn betoog heeft Sam zich omgedraaid en kijkt sindsdien met een schuin kopje naar me op.

“Sorry mop, ik moet je niet lastig vallen met mijn problemen. Je kwam hier om te spelen, hè?” Ik pak een stok en steek hem uit naar Sam, die meteen als een bezetene met zijn klauw begint te graaien. Mams vertrouwt me sinds enkele weken met haar jongen en zoekt ongeduldig verder in het water naar een schaarse, dode zalm.

“Waar is je broertje eigenlijk?” Even besluipt me een zorgelijk gevoel, maar ik duw het gauw weg. De grootheidswaan van Sam is niets vergeleken bij de ontdekkingsdrang van Diesel. Waarschijnlijk is hij een rijtje mieren gevolgd voor een lekkere snack en moet hij nu het hele leger van zich af slaan.  Ik vestig mijn aandacht weer op Sam, die inmiddels de stok uit mijn handen heeft geslagen en er enthousiast op begint te kauwen.

Er verandert iets. Ik voel het, nog voordat ik de geconcentreerde blik van mams waarneem. Ze steekt haar snuit in de lucht en ruikt. Haar grote lichaam, nog mager van de winterslaap, rijst zich uit het water. Elke spier in haar lijf is gespannen. Nog een snuf in de lucht. Ze geeft een zachte, maar onmiskenbare grauw naar Sam. Hij reageert meteen, rent zacht piepend naar haar toe. Binnen enkele seconden zijn ze verdwenen in het dichte struikgewas achter de oever.

De lucht voelt koud, plotseling. Ik weet voor wie ze vluchten. Ik weet wat er met Diesel is gebeurd. Ik weet dat hij eraan komt.

Felle stralen zonlicht kruipen door het bladerdek. Een kolibrie zoemt rond mijn hoofd, alsof er niets aan de hand is. Ik adem rustig in, en uit… in, en uit. Aan de overkant van de rivier klinkt gesnuif.

“He, beer”, zeg ik zachtjes, “het is al goed, beer.”

De mensen hebben geen idee. Echt, ze hebben géén idee wat het betekent om hier te zijn.

Grizzly met jong Canada